Herinneringen (langs het voetbalveld van mijn vader)

In memoriam

Het is zondagochtend even over negenen, er wordt gehuild en niet meer gelachen. Ik bonk zachtjes met mijn hoofd tegen een dichte kleedkamerdeur en zijg ineen. Mijn oor te luister, op zoek naar stemmen, een lach, een dolletje, iets wat luistert naar kleedkamerhumor. Maar ik hoor niets. Ja, het zacht geween van mijzelf, maar verder klinkt het hol en is het stil daar achter die gesloten deur.

Ik sta op en slenter naar het veld in gepeins verzonken, zij het mistroostig. Even zet ik aan tot een drafje en meen ik applaus te horen. Het blijkt tussen mijn oren en het drafje verwordt weer tot slenteren en zo sleep ik mij voort naar het veld. De grassprieten staan er mooi bij; groen en fier rechtop. Wat je niet van mij kan zeggen; bleek en krom gebogen, schouderschokkend. Een vermoeide, lusteloze tred en de warming up moet nog beginnen.

Vandaag zijn we wel met twintig man, misschien wel meer zelfs. En allemaal staan we opgesteld, gelijk van acquit af aan of het nu mag of niet. Niemand die ons tegen zal houden. Nee, niemand. Vandaag heeft iedereen begrip, zelfs de tegenstander. Het deert ze niet, zelfs niet bij de gedachte dat het vandaag voor hun een schier onmogelijke opgaaf wordt. Onmogelijk ja en dus kiezen zij voor een eerste kansloos afstandschot gelijk vanaf de aftrap. Kansloos ja, want Alex plukt de bal eenvoudig uit de lucht.

Nu al in balbezit rolt Alex de bal in de voeten van Fred. Fred kaatst op Robbert. Robbert tikt breed op Lex. Lex speelt diep op Roel. Roel tikt terug op ‘good old’ Jan. Jan verlegt naar Harry. Harry speelt in op Toon. Toon vervolgt met een pass op Joep. Wat een heerlijk verzorgd combinatievoetbal toch. En dan is de bal alleen nog maar van voet tot voet gegaan in de achterhoede!

Dus eist John op het midden de bal op. Kijk Johnny opendraaien en Willem inspelen. Willem buffelt zich in de bal als vanouds en legt af op Bastiaan. Een schijnbeweging en een hakje terug naar Jantje Bontekoe. Met zijn buitenkantje over de hele breedte krullend op de borst van Kensie, die de bal zo dood neerlegt in de schoenen van Arie. Arie met een veilig tikkie breed over twee meter naar Jeroen. Jeroen speelt Eric dan maar eens aan, zie hier een heerlijke rondo op het middenveld.

En weg is Gerard, op rand van buitenspel de diepte in, de bal op de stropdas aannemend. De kortste weg, naar binnen snijdend, een kapbeweging, toch weer terugdraaien en afgeven op onze van de zon genietende linksbuiten Spee, die wakker wordt en met bal aan de voet richting achterlijn stuift voor de eindpass. Daar komt die, daar zeilt de bal hoog voor het vijandelijke doel. Bas komt in, hoger dan hoog torent hij boven een ieder uit en met het hoofd, PATS, daar vliegt de bal de kruising in; 1-0. Gejuich klinkt op. Er rennen spelers naar Bas, er springen spelers in de lucht, de één balt de vuist, een ander jubelt en ik? Ik doe mijn ‘zweefvliegtuigje’ rennend over het veld, naar niets of niemand toe. Gewoon doelloos rennen van blijdschap om mij dan met een glijduik op het veld te werpen. Minutenlang lig ik, totale euforie en ik hoor het publiek, luidkeels en niet te stoppen. Blijdschap, blijdschap, louter blijdschap bij iedereen.

Plots voel ik een vinger op mijn schouderblad tikken en ik draai me om. Ik ontwaar het gezicht van een volslagen onbekende; “Gaat het mijnheer?”. Wie is die man, vraag ik mij af? Waar komt die vandaan? Wat doet die hier in het veld? “Gaat het mijnheer?”, klinkt het nogmaals. “Is alles goed met u?”. Om mij heen zie ik niemand. Waar is Fred, waar is Willem, waar is Gerard? Er is niemand meer om mij heen. Slechts deze ene man, nog immer voorover gebogen, zijn hand naar mij uitgestrekt. Ik pak zijn hand en laat mij overeind helpen. Ik klop de grassprieten van mij af en mompel iets van “nee, ’t is al goed, het gaat wel weer”. En dan snel ik weg, paniekerig een tiental meters in lichte draf, de man verbouwereerd achterlatend. Op veilige afstand, verval ik dan weer in mijn slenteren, alleen nu in omgekeerde richting het veld af. Niet naar de kleedkamer, niet naar de kantine, maar weg van het terrein naar mijn fiets en op naar huis.

Vandaag einduitslag 1-0 en dat zal het voor altijd blijven bij de Zondag Veteranen. De Zondag Veteranen zijn niet meer. Voor altijd opgehouden met bestaan. Het waren mooie jaren, prachtige jaren. Voetballen met zoveel pret, maar wel altijd voor het ‘echie’. Plezier en punten, dat was ons motto. Kleedkamerhumor en het biertje en broodje na afloop. Middenmoot, dan weer subtop, maar ook een heus kampioenschap en terecht. Wat waren we sterk, wat waren we goed, binnen en buiten het veld. Onvergetelijke tijden, ik denk er met plezier aan terug en zal het gaan missen. Vreselijk missen, ook al pikte ik de laatste seizoenen nog maar sporadisch een wedstrijdje mee, maar toch. Bedankt allemaal, ook zij, die ik wellicht hier vergeten ben. Het was top mannen, goud!

En nu dan maar op naar het eerste lustrum van ons verscheiden. Over vijf jaar de reünie van het illustere voetbalgenootschap Alliance ’22 Zondag Veteranen 1. Een mooi feessie!

Dikke kus,

Veter(kl)Arie