De oude WAG


Ja, zij was een voetbalvrouw. Misschien zelfs wel, zo niet, de eerste. Fris en fruitig scoorde zij er op los, ieder weekend weer. Voetballers haar grootste passie. Later met meerdere voetbalvrouwen. Samen vormden zij wat nu WAGs heet. Zij toen, de Sylvies en Victorias van nu. En maar shoppen en shoppen. Met hun ‘gele’ kaarten op zak, van wie zij op dat moment dan ook de WAG waren. ‘Hunnie’ allen toen, de Ronaldo’s van nu. En maar feesten en beesten. Swingen en bubbels tot diep in de nacht. Zij met haar sixpack voor dat moment, die avond. Pas bij het ochtendgloren het bed in.

Een vervlogen tijd. Het tijdstip van toen, bij dageraad, is het tijdstip van nu, waarop zij het bed juist verlaat. Maar nog steeds naar het voetbalveld. Het blijft trekken. Alleen nu, oud en verlept. Kijkend naar een stelletje ietwat uitgezakte onepacks. Zij eens begeerd, nu geen blik meer waardig. Geen oog meer voor haar op deze droeve morgen. Zondagochtend half tien. Aan de lijn kleumend in een oud, maar eens kittig bontje. Geen hond die straks nog haar Belinda in vuur en vlam wil zetten.

En ‘hunnie’? Ja, zij zijn altijd voetballer gebleven. Kijk hoe Lex kreunend en steunend de achterlijn haalt en dan voorzet. Gerard draaft als vanouds, zij het thans zonder haar. John’s pass is niet meer over 40 meter, piepend en krakend haalt hij nog net 25. Willem trekkebeent tegenwoordig over het middenveld. Toon klooit nu krakkemikkig wat aan. Frankie huppelt mee, nog driftig op zoek naar dat ene buitenkantje. Eric met de longen van een hengst op leeftijd. Boomlange Fred is een oude eik geworden. Jantje weliswaar nog blond, maar met wat meer zilver misschien. Robert, Harry…, ze zijn er nog allemaal. Links en rechts aangevuld met wat ‘jonkies’, die zij niet kent. Maar best zou willen leren kennen.

Allen veranderd door de tand des tijds, maar met eenzelfde spelvreugde. Ze juichen bij ieder doelpunt voor, ofschoon minder uitbundig. Kans op een spierverrekking. En ze vloeken en tieren bij die ene tegen, dat dan nog wel luid als niet anders. Vandaag speelden zij niet, de veteranen. Maar zij wist dat niet en daar stond ze weer. Alleen en verlaten, starend naar het lege veld. Dan maar een blik op het veld er naast. Vol mini’s met vaders van wie zij de moeder had kunnen zijn. Een oude moeder, dat zeker. “Wat doet zij hier nog”, denkt ze. Mistroostig volgt zij haar weg naar de kantine. De oude keet van weleer stond haar beter. Nu oogt zij vreemd en misplaatst in dat moderne honk.

Maar toch? Gezeten op een kruk aan de bar, stift zij vol verwachting haar lippen. Wachtend op een beetje aanspraak. Alleen met haar bakkie troost. Fris en fruitig komen er tal van spelers binnen. Maar iemand op de kruk naast haar? Nee, slechts haar bontje, sjofel gedrapeerd, met daaronder haar hakken. Zachtjes masseert zij haar oude voeten, maar de pijn blijft. Drie kwartier alleen en drie koppen koffie verder. Met een ladder in haar kous daalt zij de trap af. Terug naar huis. Terug naar bed misschien.

Maar volgende week zal het weer zondag zijn. En dan staat ze er weer. Aan de lijn. Bij haar veteranen. Even hopeloos en zielig als de seizoenen ervoor. Hoe oneerlijk zij dat zelf ook vindt. Eens dé WAG, nu buitenspel! Moeilijk te verkroppen. Desalniettemin zal zij er staan. En gelijk heeft ze, ergens. Dat dan weer wel. Want wat voor deze oude WAG geldt, geldt ook voor mij. Deze zondag voel ik met haar mee. Voor het eerst sinds lange tijd. En misschien ook wel menig ander? Want wat een leegte. Zo een zondag zonder veteranen. Nee, dat is geen zondag. Hooguit een verloren zondag.

VeterArie